Omgeven door de verkeerden

Als ik me lekker voel dan schijnen anderen zich niet prettig bij mij te voelen. Ik zit op zo’n moment in een soort van manie. Ik ben druk, zit vol ideeën en voel me onoverwinnelijk. Tegelijkertijd weet ik dat ik het moment ten volste moet proberen te beleven, want het gaat zo weer voorbij.

Mijn vrolijke periodes dienen zich spontaan aan; mijn leven vult zich met leuke activiteiten: een popfestival, een presentatieklus, een feestje waar ik mag draaien, een bieravond en mensen om me heen. Alleen blijken die mensen mij dan later als zeer hinderlijk te hebben ervaren. Ik praat te snel, luister te slecht en ben teveel met mezelf bezig.

Nu zou ik het liefste weer aan de verkeerde kant van het gras liggen en dan krijg ik te horen dat men mij veel prettiger in de omgang ervaart. Blijkbaar is mijn ideale voorkomen: depressief.

Langzaam ben ik afgegleden in deze sombere toestand. Kritiek op mijn interviewkunsten, omdat ik in mijn manie te agressief zou zijn geweest; Een afwijzing van een sollicitatie; Te weinig bevrediging van mijn fysieke behoeften; En een miskenning van mijn presentatietalent. Op de een of andere manier komt ellende nooit alleen.

Ik weet wel dat het leven niet continu een tien kan zijn; zeg maar uitmuntend. Alleen doet het me ontzettend veel pijn dat dit gevoel niet langer stand weet te houden. Nog erger vind ik dat het fijne gevoel me weer langzaam is ontglipt. Steeds beetje bij beetje duwen kleine tegenslagen mij terug in de put.

Het ergste is dat ik telkens mijn eigen graf lijk te graven. In mijn euforische periode durf ik het solliciteren weer aan; wetende dat de onvermijdelijke afwijzing weer die duw naar beneden is. En alsof ik klappen wil ontvangen gaan er in zo’n moment meerdere sollicitaties uit. De afwijzingen komen vervolgens ook tegelijk. En zo staat het water me aan de lippen, ligt de strop voor het oprapen en voel ik de trein aan komen denderen.

En ik weet wat al die zogenaamde vrienden nu tegen me roepen: “Kijk niet naar wat je niet hebt, maar naar wat je wel hebt!” Ik geniet inderdaad dagelijks van mijn vrijwilligerswerk, maar tegelijkertijd vind ik het een miskenning van mijn talent dat ik het onbetaald moet doen. Natuurlijk is het mooi dat ik het me dankzij ondersteuningsgeld kan veroorloven, maar het wringt dat ik niet financieel onafhankelijk ben.

Al die sukkels die mijn talenten niet erkennen, mijn diensten niet afnemen, mijn euforische narcistische manische ik niet omarmen stellen mij via ons sociale zekerheidssysteem toch in staat te doen wat ik leuk vind. Ja, daar ben ik blij mee, maar het lukt mij niet om dankbaar te zijn.

Ik wil niet steeds gewaardeerd worden om wie ik ben in mijn somberheid. Het lijkt mij beter gehaat te worden en gelukkig te zijn, dan geliefd en suïcidaal. De vrienden, die mijn rustige ik waarderen wensen mij in feite dus doodongelukkig; daarom stel ik vast door de verkeerden omgeven te worden.