Mijn psychiater

We missen een goede buurvrouw. Niet zo eentje, die zich overal mee bemoeit en altijd de laatste roddels paraat heeft, maar een buurvrouw – het mag overigens ook een man zijn – die de tijd heeft om naar je te luisteren en met wie het prettig een kop koffie drinken is.

Het is overigens niet mijn idee dat we ‘een goede buurvrouw missen’, maar de opvatting van mijn psychiater. Ik deel zijn opvatting. Alleen zou het voor mij niet per se een buurman of –vrouw zijn, maar een beste vriend of vriendin. Ik refereerde hier al even aan, aan het einde van de 33e pagina van dit audio-dagboek. Mocht je deze verwijzing niet snappen dan heb je overduidelijk mijn 33e bladzijde niet gehoord; wellicht wel gelezen, maar wie luistert hoort zoveel meer!

Mijn psychiater houd mij op de been. Tot op heden overleef ik, mijn in potentie, dodelijke ziekte door de tweewekelijkse gesprekken met mijn zielenknijper. Mijn echtgenote vraagt zich weleens af waarom ik geen opdracht mee naar huis krijg, want zij krijgt van haar behandelaar wel huiswerk. Tsja, het leven is niet eerlijk.

Doordat ik geen bezigheidstherapie meekrijg twijfelt mijn echtgenote weleens aan het nut van mijn geestelijke behandeling. Ik snap dat, maar mijn psychiater houd er de opvatting op na: dat hij een inspanningsverplichting heeft en geen resultaatsverplichting. Hij is geen autogarage waar je even een kapotte auto met een vage klacht naartoe brengt, omdat er een lampje ging branden. In zo’n geval mag je verlangen dat je auto gerepareerd de garage weer verlaat. Dat dit niet altijd zo is, is weer een heel ander verhaal, maar dat laat ik even voor wat het is.

Als ik mezelf even als auto benader, al word ik weinig bereden, zou ik dan mijn psychiater moeten verlaten? Immers, ik wil ook graag gerepareerd worden. Ongeacht of ik weet wanneer het defect is ontstaan. Ik wil geen genoegen nemen met een beetje oplappen. En toch voelt mijn behandeling wel een beetje zo. Telkens als ik mijn psychiater verlaat voel ik mij weer wat opgeknapt.

Toch moet ik elke twee weken weer terug naar mijn psychiater. De geestelijke reparatie houdt niet veel langer stand. Al durf ik wel te beweren dat ik er nu heel anders bijzit dan pakweg zeven jaar geleden. Toch knaagt het aan mij dat ik in mijn omgeving niet een vriend of vriendin heb, tegen wie ik zo open kan zijn en die de goede doorvragen weet te stellen op het juiste moment, maar bovenal iemand met weliswaar een oordeel, maar in elk geval geen veroordeling.

Mocht ik zo iemand met empathie, een luisterend oor en een troostende schouder hebben dan was ik veel minder afhankelijk van mijn psychiater. Het zou de zorgverzekeraar veel geld schelen. Helaas heb ik die vriend of, zoals mijn psychiater zegt, buurvrouw niet. En dus zie ik uit naar mijn volgende behandelmoment. Ik weet in elk geval waar ik mijn ziektekostenpremie voor betaal.

En voor wie meent dat mijn psychiater dus niet geschikt is, heb ik maar één boodschap. En dat is dat ik hen benader volgens mijn levensmotto: (Laat Ze Maar Praten).

bzb – echte vrienden