Zelfcensuur

Ik vind dat je alles moet kunnen zeggen, maar niet dat je daarom dan ook maar alles moet zeggen. En zo kan het dat ik deze week een column heb teruggetrokken. Al merk ik wel dat ik daar dan vervolgens weer moeite mee heb.

Het lijkt wel alsof ik nooit achter mijn beslissingen kan staan. Telkens blijf ik al mijn stappen in twijfel trekken. De afgelopen weken heb ik me geërgerd aan de columns van een plaatselijke columnist. De man in kwestie is een van de oprichters van de lokale partij, waar ik vier jaar deel van uit heb gemaakt.

Een groep partijgenoten is deze verkiezingen onder een andere naam en met een andere strategie verder gegaan. Dit tegen het zere been van die oprichter en hij liet dan ook geen kans onbenut om zijn oude clubje de maat te nemen. Ik vond dat hypocriet, omdat de oprichter ook verantwoordelijkheid draagt voor enkele besluiten. En dus schreef ik een ironisch bedoelde column. De oud-oprichter kon er alles behalve om lachen.

Helaas twijfelde ook de voorman van de huidige partij over het noemen van mijn functie bij dit clubje onder mijn column. Ik vond dat wel van belang, omdat het enigszins in tegenspraak was met wat ik aan het begin van mijn column beweerde. En die tegenstelling is mijns inziens onderdeel van de ironie.

Overigens waren er meerdere partijleden, die ondanks het vooraf lezen van de column, twijfelden over het noemen van de partijnaam. Daarnaast was er nog een vriend, die er niet gelukkig mee was dat ook zijn vader in de column werd opgevoerd. Ook hij stelde vraagtekens bij het noemen van de partijnaam onder mijn column.

Toen ook mijn echtgenote opmerkte:  “Waarom ben jij toch altijd diegene, die meent de waarheid te moeten zeggen?” besloot ik mijn column in te trekken. En toch deed dat ergens weer pijn. De vraag om de partijnaam onder de column vandaan te halen voelde toch alsof de club niet achter me blijft staan als ik mezelf ben.

Ik was geestelijk weer terug op het schoolplein, als het gepeste jongetje dat buiten de groep valt. Al was ik in deze wel de pestkop geweest, want de oud-oprichter van de politieke groepering was diep gekwetst door mijn column. Ik had hem slechts op een grappige manier een spiegel voor willen houden.

De humor kwam niet aan. Ik kreeg als advies mijn eigen naam eens in het stuk te plaatsen en te kijken of het dan nog steeds grappig was. Dat ik mezelf niet serieus nam door aan het einde van mijn column de partijnaam en mijn bestuursfunctie te noemen, die ironie ontging menigeen.

Ik ben er niet de persoon naar die zichzelf spaart. Daarvoor is de waarheid me te lief. Toen ik hoorde dat de in mijn column genoemde vader van een vriend wraak op me wilde nemen, was het voor mij niet moeilijk meer om mijn column terug te trekken. Die vader kan namelijk iets makkelijker dan ik de beste advocaten betalen. En zo zwicht ik onder de druk van het grote geld. En leg ik mezelf censuur op. Al vraag ik me af of die censuur niet is afgedwongen.

Misschien stel jij je nu de vraag: waarom ik de column niet heb aangepast. Ik denk dat, dat alles te maken heeft met mijn ‘alles-of-nietshouding.’ Ik wil volledig mezelf kunnen zijn en niet een beetje. Ik laat anderen immers ook niet maar een beetje praten. En ik luister ook niet maar een beetje naar anderen. Ik doe het helemaal of helemaal niet, want mijn nuance zit al in de inhoud, dus daar wil ik verder niets meer aan afdoen.

Zo kun jij mijn steun helemaal hebben of me maar laten praten en je schouders ophalen.
Oh ja, en dat geldt andersom ook. Ik wil ook jou volledige steun, of… (laat ze maar praten).

van dik hout – alles of niets