Het is slechts aan wederkerigheid te wijten dat ik me meer thuis voel bij ‘socialisten’ dan bij ‘liberalen’. Eigenlijk ben ik helemaal niet zo ruimdenkend en vol van naastenliefde. Misschien wordt het tijd eens ‘eerlijk’ in de spiegel te kijken. Ik gun vooral anderen welvaart en voorspoed in de hoop dat het mij ook wordt gegund.
Ik scheid depressieve columns af. Dit tot grote ergernis van mijn vrouw. Die verzucht, tot mijn ergernis; “Moet dat nou?” Ik reageer geïrriteerd: “Ja”, niet omdat een ander het anders doet, maar juist omdat een ander het niet doet. Ik vertel verhalen waarvan ik vind dat, hoe pijnlijk ook, deze verteld moeten worden.
Kankerpatiënten, hartpatiënten en verkeersslachtoffers mogen zonder afkeuring sterven. Nabestaanden schijnen dat verlies (op den duur) te kunnen dragen. Anders geldt dat voor mensen met psychisch leed. Ondanks hun voortdurende pijn moeten zij blijven leven. Kiezen zij toch voor het ongewisse oneindige dan zijn het egoïsten. Ik maak me ontzettend boos over deze opvatting van onwetendheid.
In de pauze van de theatervoorstelling ‘Geen Paniek’ vroegen mijn vrouw en ik ons af of wij het de voorstelling wel waard vonden. We hadden 42 euro betaald voor dit psychiatrische cabaret van Bram Bakker en Marjolein van Kooten. “Ach,” verzuchtte ik: “We hoeven in elk geval geen oppas te betalen.”
De nabestaanden van de 144 passagiers van het met opzet gecrashte GermanWingsvliegtuig zijn kwaad over een rouwadvertentie van de familie van de copiloot. De ouders en broer bedanken diegenen die, ondanks de verschrikkelijke daad, de familie tot steun zijn geweest. En dat schiet de nabestaanden van de slachtoffers in het verkeerde keelgat. Ik snap hun woede, maar ik heb tegelijkertijd begrip voor de nabestaanden van copiloot Andreas Lubitz.