Ik heb me zojuist helemaal in het nieuw gestoken. Dat wil zeggen: Ik heb een nieuwe outfit, maar het is wel tweedehands kleding. Voor deze toekomstige overheidsdienaar ligt namelijk geen uniform klaar; zou trouwens wel weer een ander licht werpen op de term: “Schooluniform”.
“Het lijkt wel of jij altijd tegen bent”, dit werd mij een paar jaar gelden voor de voeten geworpen, toen ik met iemand een discussie had. Nog vaak moet ik hieraan denken als ik weer eens tegen de stroom in roei.
Engelstaligen zijn echt in je geïnteresseerd, terwijl Nederlanders alleen sociale interesse tonen. Hoe vaak hoor je niet de vraag: “Alles goed?” Als je hier eerlijk op antwoordt, wordt dit je nooit meer gevraagd en als je er sociaal wenselijk op antwoordt dan lieg je!
Ik ben bang en boos. Ik scheld, schreeuw en spui mijn ongenoegen. Soms wil ik prikkelen en op een ander moment alleen erkenning. Ik begrijp veel, maar heb voor weinig begrip. Vaak sta ik machteloos, maar tot geweld heb ik mij nog niet verlaagd.
Het einde van het jaar nadert. De reis ernaartoe voelt als een raceauto die met een enorme vaart op een ravijn afstevent. Het jaar stort erin, maar de auto rijdt door. De achteruitkijkspiegel toont successen en mislukkingen; niet alleen van het voorbije jaar.
Zoals de meeste bands worden herinnert door één album, acteurs van één film en schilders van één schilderij, zo worden schrijvers herinnert vanwege één boek. Oorlogswinter is het boek waarvan we Jan Terlouw kennen, maar als je Koning van Katoren leest, leer je Jan Terlouw kennen. Ik ben ervan overtuigd dat dit, in 1972 met de Gouden Griffel bekroonde boek belangrijker is voor de mens Jan Terlouw dan Oorlogswinter.